dinsdag, april 26, 2011

Brieven aan...


Dordrecht, 5 juni 2008


Beste Wouter,


Je brief van april heeft mij ontroerd. Ik had er eerder op moeten antwoorden, maar dat is mij om allerlei redenen die er hier niet toe doen mislukt. Wat je schrijft over Stella’s poëzie doet mij goed, ik denk ook dat veel van je bemerkingen raak zijn. Ik hoop dat je mening gedeeld wordt door de poëzieredacteur van Liverse, bij wie ik een postume bundel van haar wil uitgeven. Ik zit te wachten op een oordeel.


Nee, Wouter, je hebt 'nooit geweten wat een knappe, innemende, intelligente en innerlijk rijke vrouw' Stella was. Dat was ze inderdaad en nu ze er niet meer is besef ik hoeveel rijker ze mijn leven heeft gemaakt in de twintig jaar die ik met haar heb gedeeld. We hadden elkaar natuurlijk veel eerder in het leven moeten tegenkomen, maar het is al een wonder dat we elkaar ooit ontmoet hebben, toen, in 1987, aan de Universiteit van Minnesota. Een leraar aan een provinciale middelbare school in een ingedutte, waterige uithoek van Nederland en een docente aan de Experimentele School van de Universiteit van Thessaloniki met haar wortels in de Pontus in noordoost Turkije. Dat haar vader en moeder als kinderen de Turkse vervolgingen van de Pontiërs in de jaren 1917-1923 hebben overleefd en dat Stella zodoende geboren heeft kunnen worden, aan het begin van de Griekse burgeroorlog, waarin haar vader als linkse Griek ternauwernood aan moord door de fascisten is ontsnapt, is evenzeer een wonder. Hangt het leven van toeval aan elkaar? In ieder geval wel van dramatische gebeurtenissen.


Je vroeg hoe lang voor haar dood Stella het gedicht Ooit schreef. Dat was op 2 november, bijna acht weken voor haar overlijden. Haar laatste gedicht, Eindeloze nachten, is van 22 december, vier dagen voor haar dood. De doktoren spraken toen nog van 'enkele weken,' maar dat ze die dag van uitputting niet meer in haar dagboek kon schrijven was voor mij een veeg teken. Toch heeft haar overlijden, in haar slaap, zonder dat er iemand bij was, mij nog overvallen.


Ik lees uit je brief dat jij de dood van Maria nog niet werkelijk hebt geaccepteerd. Zo is het met mij ook. Dat diepe gevoel van onrechtvaardigheid waarover je het hebt, inderdaad. Een paar dagen geleden stond er weer een wijsneus in de kroeg te oreren dat weet ik wat welke groenten, bloemkool, geloof ik, mits in die en die hoeveelheid en zus en zo bereid, niet alleen kanker kon voorkomen, nee, zelfs genezen. Dat gelul, daar kan ik niet meer tegen. Stella heeft haar hele leven lang op haar voedsel gelet, het gezonde Mediterrane dieet: alles met olijfolie, matig met alles, weinig vlees, bij voorkeur vis, veel peulvruchten en wat zij in een jaar aan alcohol dronk sla ik in een week naar binnen, zelden rookte ze, een héél enkele keer een sigaartje of een krèteksigaretje, maar niet meer dan drie of vier per jaar, en dan maagkanker krijgen!


Je hebt gelijk, het had 'mijn gasten verstijfden' moeten zijn. Toen Stella het gedicht schreef twijfelde ze en vroeg ze mij om advies. Ik zei versteven. Jan Lul met ook nog een bevoegdheid Nederlands, al heb ik dat vak in twintig jaar niet meer gegeven. Stella’s taalgevoel was sowieso beter dan het mijne. Zij schreef na enkele jaren in Nederland haar Nederlands vrijwel foutloos, terwijl ze het vlot en accentloos sprak. Mijn Grieks, hoewel uit beleefdheid veelgeprezen, lijkt daarbij vergeleken nergens op. Ik mis haar ook als rechterhand bij het vertalen uit het Engels en ondertussen is Jan Eijk, mijn linkerhand, ook weggevallen. En haar geweldige gevoel voor poëzie: wat ik niet van haar geleerd heb, hoeveel dichters ik niet door haar heb leren kennen! André van der Veeke schreef in zijn In Memoriam in de jongste Ballustrada: 'Ze geloofde onvoorwaardelijk in de kracht en betekenis van poëzie.'


Genoeg, Wouter. Als het zondag niet al te slecht weer is ga ik wandelen met een vorig jaar gepensioneerd collega, die zich enkele weken geleden een huis met een omvangrijk stuk grond op de Drentse Hondsrug heeft verworven, waarop hij uien wil gaan verbouwen. We lopen dan van Gorinchem naar Leerdam, een mijl of veertien, tijdens welke onderneming we allebei tot bezinning hopen te komen.


De avond is in een gevorderd stadium geraakt en voor ik ga slapen wil ik de jongste Wiener uitlezen, een schrijver met wie ik verwantschap voel, al was het alleen al omdat ik zijn moeder heb gekend. Die was net als voornoemde collega en ik lid van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship. Het ga je goed,


een hartelijke groet,

Kees

zondag, april 17, 2011

Grote kans dat het mislukt.


Als je de Griekse media moet geloven is het land economisch volkomen ingestort en dreigt het binnen de kortste keren ten onder te gaan. De schuld daarvoor wordt grotendeels gelegd bij het buitenland. De EU, met Angela Merkel voorop, die regelmatig wordt afgeschilderd als een op Grieks bloed beluste, wraakzuchtige feeks, de Europese Centrale Bank, de Wereldbank en de andere Europese banken. Ook de opeenvolgende regeringen gaan niet vrijuit. Die hebben het geld over de balk gesmeten, niets gedaan aan de corruptie, in tegendeel, de bureaucratie almaar laten uitdijen, het onderwijs verwaarloosd, de gezondheidszorg als stiefkind behandeld en ga zo maar door. Als je de schromelijke overdrijving, moderne media eigen, weglaat, zit daar een kern van waarheid in en als je om je heen kijkt zie je overal de gevolgen van de crisis. Talloze winkels sluiten of kondigen sluiting aan, bedrijven reorganiseren en ontslaan vele werknemers, de werkloosheid schiet omhoog, ziekenhuizen sluiten omdat ze geen geld meer hebben voor medicijnen, verband en linnengoed en de kaartjes van de bus hier in Thessaloniki zijn in prijs verhoogd van zestig naar tachtig eurocent en je mag er niet meer mee overstappen. Dat laatste lijkt een belachelijke kleinigheid, maar is dat niet als je met een pensioentje van zeshonderd euro per maand moet rondkomen. Ik kan me ook de ergernis voorstellen over uitspraken van buitenlandse regeringsvertegenwoordigers, zoals onlangs weer een Duitse minister, die nog steeds serieus de onzinnige bewering verkondigde dat Grieken op hun vijftigste met pensioen gaan. Dan ben je niet meer slecht geïnformeerd, dan pleeg je laster. Grieken zijn trouwens erg gevoelig voor negatieve kritiek door buitenlanders, wat dat betreft zijn het sprekend Nederlanders.


Ik ben de laatste om te beweren dat het allemaal nogal meevalt. Dat doet het niet. De regering loopt heel hard van stapel om zich maar naar de onmogelijke eisen van de 'troika' (EU, ECB en IMF) te voegen. Een schuld als de Griekse reduceer je niet tot handelbare proporties in een periode van drie jaar, tenzij je daar inderdaad de instorting van de economie, met alle gevolgen van dien, voor over hebt. Griekenland is een land met een geschiedenis van maatschappelijk geweld en burgeroorlog. Als je diezelfde hartelijke, gulle, gastvrije Griek meemaakt in het verkeer zie je een andere kant. Eentje van nietsontziende roekeloosheid, onverantwoordelijkheid en agressiviteit. Dat geldt uiteraard niet voor alle Grieken, maar wel voor veel. Wie beseft wat de ellende voor het dagelijks leven betekent van alle maatregelen die al zijn genomen en die, ondanks beweringen van het tegendeel, waarschijnlijk nog zullen volgen, houdt het hart vast. Protesten en stakingen duren voort en krijgen een steeds breder draagvlak. Niet alleen de schaamteloze populisten van ultra-rechts en ultra-links roeren zich, maar ook in de gelederen van regeringspartij Pasok kraakt het en de grootste oppositiepartij Nea Dimokratia speelt onder leiding van de al even populistische leider Samaras een ronduit destructieve rol. Wat doet Europa als er, ik voorspel het niet en ik hoop het niet mee te maken, maar ik sluit het bepaald niet uit, een revolutie plaatsvindt, als er een staatsgreep wordt gepleegd of als er een regelrechte burgeroorlog uitbreekt? Je hoeft maar te kijken naar het gewelddadige verzet van de inwoners van het dorp Kerateia in Attica, tegen de komst van een nieuwe vuilstortplaats, en je weet waartoe een door woede en frustratie gemotiveerde bevolking in staat is.


Natuurlijk wordt in Europa, veel meer dan in de Griekse media, geroepen dat het vooral de schuld is van de Grieken zelf. Jarenlange overconsumptie, spilzucht, corruptie, een voorheen ruimhartige pensioenregeling. Dat zal deels zo zijn. Aan de andere kant is het al vele jaren zo dat de modale Griek nauwelijks van zijn uiterst bescheiden salaris kan rondkomen en dat je in de aap bent gelogeerd als je een gezin met kinderen hebt, plus vaak de zorg voor opa of oma, en je vrouw er niet bij werkt. Dan moet je er wel een tweede baan bij zoeken en krijg dat maar eens voor elkaar in een tijd dat je eerste op de tocht staat of verloren gaat. Het is niet voor niets dat veel, vooral goed opgeleide, jonge Grieken uitwijken naar het buitenland, waar misschien nog wel enig toekomstperspectief wordt geboden. Dat geldt zelfs voor Grieken die nog niet direct in een bedreigde positie zitten. Zo sprak ik onlangs een dame van de Nationale Bank, iemand met drie doctoraaldiploma's en vijftien dienstjaren, die het met elfhonderd euro bruto moet zien te rooien. Zij had net een stapel sollicitatiebrieven richting Londen en Brussel gepost.


Het zijn andere problemen dan het infantiele gezanik over hoofddoekjes in Nederland, het EU-land waar de inkomens op één na het hoogst zijn. Hoe het verder moet, daarover zijn de meningen verdeeld. Ik was aanvankelijk optimistischer, maar nu ik dagelijks de gevolgen zie is het duidelijk dat onder deze omstandigheden, met deze eisen van de 'troika', de kans groot is dat het niet gaat lukken de crisis te boven te komen. Er zal iets moeten gebeuren om de druk van de ketel te halen en te voorkomen dat het tot een maatschappelijke explosie komt. Een herstructurering van de Griekse staatsschuld wellicht? Die oplossing wordt door de regering uitgesloten, maar dat Nederland zijn tanks zou afschaffen en zich voortaan verdedigt met een speelgoedlegertje was ook iets dat we een paar maanden geleden voor onmogelijk hielden.

zondag, april 10, 2011

Bij een foto (17)




De foto moet in 1930 of '31 zijn genomen. Het jongetje in het midden is mijn oom Arie, geboren in 1925, broer van mijn moeder en jongste van de vijf kinderen Bekker. Wat opvalt is de trotse houding van mijn grootvader, die keurig in het pak, hoed, sigaar in de mond, fier in de lens kijkt. Een contrast met het onbekende, Marinus van der Lubbe-achtige type op de achtergrond, een beetje een schlemiel. Ook de zorgelijke blik van mijn grootmoeder valt op. Ik kan haar gedachten niet lezen, maar je denkt onwillekeurig: begin jaren dertig, vijf jonge kinderen, crisistijd, bezuinigingen. Dat laatste woord zou de gehele twintigste eeuw door blijven resoneren en trilt nu ook weer krachtig rond, maar dat kon zij toen niet bevroeden. De toenmalige waan van de dag moet verontrustend genoeg zijn geweest.


Mijn grootvader schijnt weinig twijfels te hebben gehad over de toekomst. Na de geboorte van zijn jongste nam hij ontslag bij de Maatschappij Zeeland, waar hij de laatste jaren van zijn avontuurlijk zeemansbestaan voer, op de lijn Hoek van Holland – Harwich. Daarvoor zat hij op de wilde vaart, bij de Holland Amerika Lijn. Ik heb nog een handgeschreven verslag van hem van een reis van acht maanden de wereld rond, voor een belangrijk deel door door Nederlands-Indië. Hij kon prachtig over zijn reizen vertellen en zei tot op hoge leeftijd dat hij zijn hele leven zeeman was geweest. Hij nam een melkzaak over, maar zijn bestaan als melkboer en kruidenier, vanwege zijn onvoorwaardelijke toewijding aan mijn grootmoeder, telde eigenlijk niet echt mee. Wat verder opvalt is de traditionele hoofdbedekking van mijn grootmoeder, die zij tot ver in de jaren dertig droeg. Nee, mijn grootmoeder was geen Zeeuwse. Ze is geboren en getogen in 's Gravendeel. Ik vraag me af of ze in het 'stadse' Dordrecht in die jaren een uitzondering was of niet. En of ik mijn voorkeur voor mooie hoeden nu wel of niet van grootvader Bekker heb.

zondag, april 03, 2011

Bij een foto (17)




Ik overnachtte in juli 2010 een keer in een scheepshut die tegelijk iets heeft van een hobbitwoning. Die hadden ook van die ronde ramen. De hut, aan boord van het ms. Pride of Hull, gelegen onder de brug, bood door het reusachtige patrijspoort ruim zicht op de Nederlandse kust. Het moet rond vijf uur, half zes in de ochtend zijn geweest. Het beloofde een regenachtige dag te worden. Net als het schip zette een wolkendek koers naar de oplichtende streep waaronder Nederland zich schuilhield. Nipt was de Maasvlakte in zicht, te herkennen aan een rookpluim.


Stel dat je niet weet wat je te wachten staat. Dat je in Harwich vol verwachting de boot hebt genomen, na een vlucht ergens vanuit Alabama of een ander achterlijk deel van de VS naar Londen. Dat je leeft in de illusie dat Nederland een land is van bloemen, tulpen vooral, weilanden met een bonte mengeling van vee, Haagse Schoolluchten, zeventiende eeuwse windmolens, een volk dat op klompen loopt en een idioot die zijn vinger in de dijk steekt om een watersnood af te wenden. In de VS lopen er heel wat rond met dat beeld van Nederland in het hoofd, zoals er ook zo'n dertig miljoen gekken wonen die ervan overtuigd zijn dat over een paar weken de Dag des Oordeels aanbreekt.


Zo iemand ziet die rookpluim aan de horizon almaar groter worden en belandt uiteindelijk in Hoek van Holland, waar hij vanaf het schip uitsluitend walmende industrie ziet en een woud van allesbehalve schilderachtige windmolens. En dan moet hij nog met de auto door de Botlek of in een toiletloze trein, om tenslotte in Rotterdam te arriveren. Die eeuwige bouwput met dat vrolijke moord-en-doodslag klompenvolk. Om een cultuurschok van jewelste te voorkomen kun je dan nog maar liever die andere onzin over Nederland geloven die rondgaat in de VS. Dat verhaal van op iedere straathoek een hasjverkoper en achter alle ramen naakte meiden die geil naar je lonken.


Ik ging in de regen van boord, nam de trein, stapte in Eeuwige Bouwput over op de trein naar Dordrecht en zag, toen we op de spoorbrug over de Oude Maas reden, de toren van de Grote Kerk met regenteske waardigheid het rivierbeeld beheersen. Weer zo'n illusie, ging het door mij heen.