dinsdag, december 31, 2013

Querulant






Op de een of andere manier schijnt het dichterschap een magische aantrekkingskracht te hebben op allerlei querulanten, zotten en charlatans. Als redacteur van een poëziereeks krijg ik met grote regelmaat 'manuscripten' op mijn bureau van de vreemdste figuren die hun huisvlijt aanbieden met de mededeling dat het uitgegeven dient te worden omdat de verenigde vergadering van ouders, ooms, tantes, neven en nichten vol bewondering voor het geschrevene zijn, of omdat zij op een van de vele gedichtenfora op het internet door een zwijmelende huisvrouw zijn toegejuicht. Of de auteur heeft de fröbelprijs van een lokaal huis-aan-huisblad gewonnen en eist daarom onmiddellijke publicatie. Een manuscript met een begeleidend schrijven in die trant is vrijwel altijd bagger. Treurige letterbrij. Zo'n 'dichter' kun je maar het beste tegen zichzelf in bescherming nemen. Je zou zeggen: 'Veel kwaad kan het niet, ze doen maar, er is ruimte genoeg in de speeltuin des Heren, ware het niet dat er een natuurwet is die zegt dat de slechtste 'dichters' behept zijn met het grootste ego. Godallejezus wat voelen veel van die knoeiers zich belangrijk. Ze zijn nog net niet onze Lieve Heer of Zijn Moeder zelve, maar veel scheelt het niet.

Ik word af en toe gevraagd om mee te doen aan een literair festival. Soms is dat een geanimeerde ontmoeting van dichters, publiek en organisatoren, in een inspirerende omgeving. Niet zelden is het een troosteloos gebeuren in een achterafzaaltje met als publiek de organisatoren met naaste familie of een handjevol vrienden. Meestal ken ik de andere deelnemers, een enkele keer niet. Het zou verstandig zijn om in dat geval vooraf even uit te zoeken met wat voor mensen je te doen hebt. Voor je het weet sta je op het podium met een charlatan.

Eerder deze maand nam ik deel aan een poëziefestival in mijn woonplaats. De organisatie had ook iemand uitgenodigd uit een afgelegen deel van de provincie. Geen stadgenoot dus, maar wij zijn mild en tolerant. Laat die man zijn verzen komen voordragen. Voor de plaatselijke televisíe zou ik een filmimpressie maken. Die mocht vier minuten lang zijn. De man droeg flauwe, weinig originele en in slecht Nederlands geschreven gedichten voor. Ik besloot hem in bescherming te nemen en niet een heel gedicht in het verslag te monteren, dat zou hem te zeer beschadigen, maar twee korte, enigszins humoristische fragmenten. Dat die gingen over iemand wiens achternaam naar het mannelijk geslachtsdeel verwees was misschien een tikje vilein van mij, maar dat lokte hij met zijn voordracht wel een beetje uit.

Nadat het verslag was uitgezonden op de lokale televisie, zette ik het op mijn Youtube-kanaal. De man uit het afgelegen gebied kon het niet waarderen en overspoelde mij met beledigende, honende en bedreigende berichten. Enkele Maria Magdalena's in zijn gevolg begeleidden hem met gekrijs. Ik was, zeg maar enigszins verbaasd en besloot, veel te laat, ik geef het toe, op het internet een onderzoekje in te stellen naar de man. Ik stuitte op het ene na het andere gedichtenforum waar hij een 'ban' had gekregen wegens belediging en bedreiging. Ik kreeg bevestiging van wat ik na die vloed van beledigingen al vermoedde: een querulant en charlatan met weinig talent voor de dichtkunst, maar met veel aanleg voor zieken, zuigen en ruzie maken. Een meelijwekkende treurwilg, die mij deed denken aan de titel van deel twee van mijn literaire dagboeken: Idioten ontloop je nergens. Ook niet in de schone letteren.

@Kees Klok

In rook opgegaan





Twee van mijn middelbare schoolvrienden woonden in de Leliestraat, aan de rand van Nieuw-Krispijn. Wij hingen daar weleens met een groepje jongens rond. Soms met een bal. In bijna iedere straat woont wel iemand die niets van jongeren kan hebben. In de Leliestraat was dat een vrouw. Haar naam ben ik vergeten. Iets met een k, dus laat ik het op Katrien houden. Als ze ons in de buurt van haar huis hoorde, stoof ze woedend naar buiten. Trapten we een balletje voor haar deur, wat we expres deden, dan belde ze de politie. Je kon er op rekenen dat een klein kwartier nadat we waren begonnen een agent de straat in kwam fietsen. In ouderwets uniform, met pet, pistool en altijd een jasje aan. Tegenwoordig fietsen agenten op mountain bikes, met een mal ei op het hoofd, in een flodderjack of, als het boven de veertien graden is, in overhemd. Merkwaardige verschijningen, die daardoor weinig gezag uitstralen. Dat was wel anders bij de agent die door Katrien werd opgetrommeld. Bij hem leverde je braaf je bal in, als je niet op tijd kon wegkomen.

Tijdens mijn jaren bij het onderwijs, ondermeer op Mavo-Krispijn, heb ik ervaren dat het voor je gezag niets uitmaakt of je bij je voornaam wordt genoemd of niet. Wat wel uitmaakt, is je kleding. Stijf ouderwets of modern en vlot maakt weinig verschil, maar zodra leerlingen menen dat je je gek kleedt, heb je het moeilijker met de orde. Ik merkte dat toen ik op een avond te lang in het café had gezeten en ik de volgende dag nog wat suf op school verscheen met aan de ene voet een gele en aan de andere een rode sok. Dolle pret. Nu konden ze los, dachten de leerlingen. 

Het was wel een mooie tijd daar, op Mavo-Krispijn, van 1977 tot 1986. In de tijd dat ik als leraar begon, werd voor de klas nog onbekommerd gerookt. Ik zat toen ook al aan de pijp en de sigaar en deed volop mee met het geven van het slechte voorbeeld. Voor de leerlingen was roken in school en op het plein streng verboden. Daar moesten wij als leraar op letten tijdens de pleinwacht. Dan liep je met een collega in de pauze patrouille op het schoolplein om te kijken of er niet werd gezoend, gevochten of gerookt. Sommige collega's waren heel fanatiek. Ook rokers. Dan stoof zo iemand met zelf een peuk tussen de vingers naar een groepje kinderen om een vermeende roker te betrappen. Ik lette niet op zoenen, wat bij mijn weten ook nooit binnen het zicht werd gedaan. Voor in de verte opkringelende rook was ik kleurenblind. Je moet de jeugd niet misgunnen wat je zelf graag doet.

Naarmate de anti-rookbeweging meer ketelmuziek ging maken, veranderde ons rookgedrag. Op een bepaald ogenblik gold de stilzwijgende afspraak dat we alleen nog op de gang rookten. En in de lerarenkamer. Daardoor werden de lesuren ietsje korter, maar dat liep je door wat strakker werken wel weer in. Daarna werd van lieverlee op veel scholen de sfeer verziekt, doordat steeds fanatiekere niet-rokers het aan de stok kregen met rokers. Ooit sloeg een collega een sigaar uit mijn handen. Als hij niet bij de commando's had gezeten, had ik teruggemept. Dat vond overigens niet plaats op Mavo-Krispijn. Die was daarvoor al ten onder gegaan in een reeks door de gemeente bevolen fusies, die tot veel onderwijsnarigheid hebben geleid. Ik betreur dat nog steeds, maar de geschiedenis is gelopen zoals ze gelopen is. De herinneringen blijven.

©Kees Klok


donderdag, december 26, 2013

In liefdevolle herinnering





Stella Timonidou-Klok, 26 juli 1946 - 26 december 2007


dinsdag, december 24, 2013

Witte kerst





Er giert weer een storm over het land. Alsof de weergoden er alles aan willen doen om het kerstfeest te bederven. Vandaag, de dag voor kerst, hoort een dag vol kitsch te zijn: sneeuw, een overvloed van kleurrijke lichtjes, kerstbomen in winkelstraten en op pleinen, plastic opblaaskerstmannen, middenstanders met rode mutsen op en overal uit luidsprekers het afgezaagde gedrein van Jingle Bells en I'm dreaming of a white christmas. Niks geen white christmas. Zware, donkere wolkenluchten, zodat de hele dag het licht aan moet, en windkracht negen. Aan de kust soms tien. Veerboten die de haven niet veilig kunnen binnenlopen, tientallen vluchten geschrapt en hier en daar bomen op het spoor. Symbolisch misschien voor de staat van het land, waar een onheilscoalitie van neoliberalen en socialisten-in-naam bezig is de verzorgingsstaat te slopen.

Op tweede kerstdag 2007 overleed mijn vrouw en grote liefde Stella. Daarom schrijf ik kerst (of christmas) nooit meer met een hoofdletter. Toen ik op de vroege ochtend van die dag naar het ziekenhuis werd geroepen, was er net zo'n wolkenlucht als nu. Kerst, feest van het licht. Ondertussen gaan geliefden dood en besteedt de radio volop aandacht aan het overlijden van meneer Kalasjnikov, de ontwerper van het succesvolste moordwapen ter wereld. Vrede op aarde, Jingle Bells, I'm dreaming of ik weet niet wat for christmas. Ik droom weleens dat ik weer naast Stella wakker word. De mensheid, althans dat deel dat niet lijdt onder religieuze bloeddorst, droomt van vrede op aarde en in de mensen een welbehagen. Vergeet het maar. De productie van kalasjnikovs gaat gewoon door, in Syrië blijven ze rustig elkaars koppen snellen en bij ons gaat de coalitie ook in 2014 door met slopen.

In de afgelopen jaren ontving ik met kerst veel blijken van medeleven. E-mails, kaartjes, soms een brief. Ik heb dat altijd gewaardeerd, maar vanaf nu wil ik alleen maar stilzwijgen. Ik houd op met dat drama ieder jaar weer te beleven. Stella zal nooit uit mijn leven verdwijnen. Ik voel mij sterker met haar verbonden dan ooit. We zijn nog steeds getrouwd, ook al bestempelen de autoriteiten mij, weduwnaar, als alleenstaand. Ik vier Stella's leven op tweede kerstdag op mijn manier, op onze manier, en daar willen we niemand bij hebben. Ook vier ik, met vrienden, het feest van dat licht, van die vrede op aarde en van al dat welbehagen. Als de storm maar gaat liggen, als de lucht maar klaart, als de coalitie maar tot inkeer komt. Als de burgeroorlog, waar Stella's geboorteland in snel tempo op afkoerst, nog maar is af te wenden. Misschien hebben we dan volgend jaar wel een witte kerst.

©Kees Klok


zondag, december 22, 2013

Excuses! Schadevergoeding!





Zondagmorgen. Tijd voor het altijd boeiende radioprogramma OVT van de VPRO. Het gaat over het Rampjaar van 1672. De Fransen rukken op naar de Hollandse Waterlinie. De Engelse vloot zeilt uit. Het bestuur van de Republiek der Verenigde Nederlanden raakt in paniek. Het volk ook. Dat zag in de jonge prins van Oranje de Verlosser en om die aan de macht te brengen, werden in Den Haag de gebroeders De Witt gelyncht. De geschiedenis van de Nederlanden kent niet veel politieke moorden. Deze dubbelslachting was er eentje van een ongehoorde wreedheid. Uiteindelijk wisten prins Willem III en Michiel Adriaenszoon de Ruyter het gevaar af te wenden, maar het was een dubbeltje op zijn kant.

In mijn jeugd was het normaal om anti-Duits te zijn. Ik ben zes jaar na het einde van de Duitse bezetting geboren. Voor mij als kind was die periode zoiets als de Tachtigjarige Oorlog, maar voor de generatie van mijn ouders was het een trauma. Zij hadden de oorlog bij volle bewustzijn meegemaakt. In hun leven was er een vóór de oorlog en een ná de oorlog. Daarbij stond onomstotelijk vast: de Duitsers, toen nog Moffen genoemd, waren het Kwaad zelve. Later gingen we daar in de familie genuanceerder over denken, maar als we op vakantie op het strand Duitsers een kuil zagen graven, gingen we 's avonds even terug om die dicht te gooien.

Boven de grote rivieren duurde de Duitse bezetting op de kop af vijf jaar. Veel last hebben we buiten die periode niet van de Duitsers gehad. De graven van Holland hielden de Duitse keizer op gepaste afstand, de in Gent geboren keizer Karel V was gewoon een zuidelijke Nederlander, de bisschoppen van Münster en Keulen dachten in 1672 mee te profiteren van de Franse inval, met weinig succes, en de inval van de Pruisen in 1787 was een bliksemactie die niet tot een langdurige bezetting leidde. Nee, dan de Fransen. Meer dan 350 jaar hebben die geprobeerd ons het leven zuur te maken. In de Franse tijd is hen dat ook aardig gelukt. We kregen zelfs even een Franse koning. Die deed echter niet wat grote broer Napoleon wilde en daarom werd hij alweer snel van de troon gewipt. Napoleon, die de burgerlijke stand uitvond om zoiets kwalijks als de militaire dienstplicht in te kunnen voeren.

Het is tegenwoordig minder populair om anti-Duits te zijn. Anti-Frans is een sentiment dat ik nooit heb bespeurd. Die 350 jaar zijn we vergeten. Misschien maar goed ook, anders had je nu nog Dordtenaren die in De Wereld Draait Door verontwaardigd kwamen sputteren over het feit dat de Hagenezen nooit excuses hebben aangeboden voor de moord op Johan en Cornelis de Witt. Laat staan dat ze ooit een schadevergoeding hebben betaald.

©Kees Klok



donderdag, december 19, 2013

Aanhangers en hooligans





'Aanhangers' van MVV uit Maastricht hebben hun eigen trainer en spelers belaagd nadat de club werd uitgeschakeld in het KNVB-bekerduel met topklasser JVC. Het woord aanhanger is hier misplaatst. Met zulke 'aanhangers' ben je als club uit de brand. Het is het soort primitievelingen dat vroeger naar de koloniën werd gestuurd om de plaatselijke bevolking te beschaven. Geen wonder dat die bevolking, indertijd inlanders genaamd, zich uiteindelijk goedschiks of kwaadschiks onder het koloniale juk uit worstelde.

Ik ga graag naar een voetbalwedstrijd. Bij voorkeur bij DFC of bij FC Dordrecht. Gezellig met vrienden langs de lijn, of op mistige winteravonden vernikkelen op de noordtribune. Tot we na het eindsignaal kunnen ontdooien in het supportershome. Voetbal trekt niet alleen liefhebbers van het spel, maar ook halvegaren die geestelijk nog in de tijd van de Kaninefaten leven. Ze voelen zich lid van een stam. Een stam waarvan de eer verdedigd moet worden. Desnoods met geweld. Wie tot een andere stam behoort is een vijand. Als de eer van de stam geschonden is mep je er op los. Het is een gedrag dat je ook ziet onder chimpansees. Je hebt aanhangers en je hebt hooligans, ofwel chimpansees.

Waarom chimpansees juist het voetbal uitkiezen om hun primitieve driften uit te leven, zou een massapsycholoog mij eens moeten uitleggen. Waarom niet naar het tafeltennis, het beach volleybal of het hockey? De grote vraag waar de clubs mee worstelen, is hoe chimpansees buiten de deur te houden. Toen we nog koloniën hadden, was het eenvoudig. Ze mochten in het oerwoud achter de inlanders aan. Die tijd is voorbij. Iedere criminoloog kan je vertellen dat het gevang geen oplossing biedt. Daar wordt het staminstinct alleen maar sterker van. Een beschavingsoffensief is een wel erg groot woord, maar een beetje opvoeding zou misschien nuttig zijn. Te beginnen met een terreinverbod en een flinke werkstraf voor die opgefokte, scheldende vaders bij de F'jes langs de lijn. Een voetbalvereniging hoort een sportclub te zijn, geen fokkerij van chimpansees.

©Kees Klok


vrijdag, december 13, 2013

Bollenman





Oud-burgemeester mr. J.J. van der Lee is vorige week overleden. Jaap voor vrienden. Een van die vrienden was dichter Kees Buddingh', met wie ik op mijn beurt weer was bevriend. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik de heer Van der Lee nooit bij de familie Buddingh' thuis heb ontmoet, alleen bij officiële gelegenheden. Een van die gelegenheden was de herdenking van Kees Buddingh' in Kunstmin, na diens overlijden in 1985. Ik meen dat hij ook aanwezig was bij de herdenking van Jan Eijkelboom, in het Dordrechts Museum in 2008, maar zeker ben ik daar niet van. Jaap van der Lee had meer hart voor de geschiedenis en cultuur van de stad dan de meeste regenten die het bij zijn aantreden voor het zeggen hadden. Kees Thies memoreert in zijn column in AD-De Dordtenaar terecht twee grote verdiensten van Van der Lee. Mede dankzij hem is het megalomane en het historisch centrum verwoestende saneringsplan uit de jaren '50 niet helemaal uitgevoerd en hij bepleitte vurig de oprichting van de Culturele Raad. Die speelde vanaf 1968 een belangrijke rol bij het realiseren van veel culturele activiteiten ter stede, maar werd onder zijn opvolger, Jan van Zuuren, al in 1983 door een kortzichtige gemeenteraad wegbezuinigd.

Ik word bijna dagelijks aan Jaap van der Lee herinnerd door de gedenktegel aan het begin van het wandelgedeelte van de Vriesestraat. Die wandelstraat werd indertijd door hem geopend. Dat de tegel uit twee delen bestaat en niet uit één stuk, zou je kunnen zien als symbolisch voor de natuurlijke dubbelzinnigheid van de politiek. Waar ik weinig symboliek in zie, is de bollenman, alias Albert Cuyp, die ineens weer in de stad is opgedoken. Leuk als kerstversiering misschien, maar als symbool voor Cuyp een aanfluiting. Cuyp was een begenadigd vakman en boeiend kunstenaar, maar wie zijn werk kent kan toch moeilijk volhouden dat het schelle glinsteren van die bollen ook maar iets uitstaande heeft met het palet en de stofuitdrukking van de schilder. Bollenman zou alleen enig recht van spreken hebben als Cuyp een robot was geweest: Albert, de man van staal.

Wat Jaap van der Lee van bollenman dacht, weet ik niet. Als cultuurminnend mens stond hij voor veel open. Misschien ook wel voor bollenman. Van mij mag hij trouwens blijven staan. Hij is zo langzamerhand ingeburgerd als een van de uitwassen van Dordt, zoals die middeleeuwse dwerg op de Grote Markt. Haal alleen de naam Albert Cuyp er af en noem hem 'Burger van de toekomst,' of iets van dien aard. Zo kunnen wij er vast aan wennen dat over een jaar of vijftig robots de dienst uitmaken.

©Kees Klok


zaterdag, december 07, 2013

Onder de kerstboom





Onlangs werden de nominaties bekend van de Grote Inktslaaf Literatuurprijs. Dat is een prijs die is ingesteld voor 'vergeten' literatuur. Goede boeken die in de grote, jaarlijkse stroom publicaties om wat voor redenen ook, niet zijn opgevallen. Een van die redenen kan zijn dat zij werden gepubliceerd door een kleine uitgeverij, die niet de middelen en mankracht heeft om te lobbyen bij de literaire kritiek. Zo'n uitgever stuurt braaf recensie-exemplaren rond, waarna sommige titels al voor de publicatiedatum in het tweedehandsboekencircuit te koop worden aangeboden. Het omslag beviel de redactiesecretaresse niet of de recensent kent auteur noch uitgever van café De Zwart of een ander Amsterdams drinkhol en dus kan het boek niets zijn. Ik weet het niet, ik ben er nooit bij, maar ik heb zo mijn vermoedens. Om goed werk dat onverdiend van de bureaurand viel toch onder de aandacht te brengen is op initiatief van Guus Bauer die prijs ingesteld. Het siert het NRC-Handelsblad dat het in een groot artikel aandacht aan de nominaties besteedt. Er is een boek bij dat ik met groot plezier heb gelezen, namelijk De terugkeer van het haringorakel. Zeer korte verhalen door Lammert Voos. Lammert Voos is de evenknie van A.L. Snijders, maar ik zit niet in de jury.

Ik heb iets met kleine uitgeverijen. Omdat ik zelf bij een kleine uitgever publiceer, die overigens bezig is uit te groeien tot meer dan klein, en daar ook nog eens de redactie van een poëziereeks doe. Ik heb het over Liverse en de Bordeauxreeks. Je moet lef hebben om in deze tijd stug door te gaan met uitgeven en dan nog te komen met een respectabel aantal dichtbundels ook. Lammert Voos zit ook bij Liverse, wij zijn fondsbroeders, zeg maar, en alleen daarom al vind ik dat hij moet winnen. Daarnaast is hij letterlijk en figuurlijk een groot schrijver. Dat begint Nederland langzamerhand te ontdekken.

Een ander bijzonder boek dat dit najaar bij Liverse verscheen is Vallend bloemblad, een tweetalige uitgave van gedichten van Oscar Wilde, in een vertaling van Cornelis W. Schoneveld. Het is een unieke publicatie. Het gaat om de, veelal korte, gedichten die Wilde schreef voor hij aan groter werk, zoals The Portrait of Dorian Grey en zijn theaterstukken begon. Deze gedichten zijn nooit eerder in één band gebundeld. Niet in Nederland, maar ook niet in Engeland. Ik ben een liefhebber van het werk van Wilde en dus heerlijk bevooroordeeld. Als ik in Parijs kom leg ik weleens een roos op zijn graf op Pere Lachaise. Vallend bloemblad is, ondanks de misschien niet zo erg aansprekende titel, een heerlijk boek om te lezen. Zo'n boek smaakt naar meer vertalingen uit de klassieke, Engelstalige literatuur. In het fonds van Liverse zitten trouwens ook de veelbelovende Joanne Limburg en T.S. Eliot Prijswinnaar John Burnside. Het is maar dat u het weet. Met Voos of Wilde onder de kerstboom lijkt me een stuk aangenamer dan met de nepromantiek van dat irritante Jingle Bells.

©Kees Klok


zondag, december 01, 2013

Groentetuin





Gisteravond, bij de Naughty Night van iDordt en de Popcentrale, moest ik denken aan de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon, de auteur van het fameuze De Kapellekensbaan en een serie andere mooie boeken. Boon, 'Boontje' voor intimi, waaronder Kees Buddingh', was een enthousiast verzamelaar van erotica. Hij schreef ook een erotisch boekje, getiteld Mieke Maaikes obscene jeugd. In de jaren zeventig verkochten wij in de winkel van Bobby Kinghe, in de Hofstraat, uitgeversrestanten en licht beschadigde boeken. Zo ook Mieke Maaikes obscene jeugd, waarvan wij een grote partij binnenkregen. Er zaten hier en daar wat vlekjes op het omslag (nee, dit is niet als grap bedoeld), voor de rest was er met de boekjes niets aan de hand. Ze liepen als een trein en Bobby Kinghe verdiende er flink aan. De opbrengst van de winkel werd gebruikt voor het organiseren van de culturele activiteiten van de stichting. Het is niet overdreven te stellen dat het Dordtse culturele leven in die tijd voor een deel draaide op erotiek.

Uiteraard heb ik Mieke Maaikes obscene jeugd met plezier gelezen. Het verhaal komt neer op waar al dergelijke verhalen op neer komen, maar een goed geschreven erotisch verhaal is een zeldzaamheid. Op het internet word je doodgegooid met erotische en pornografische verhalen waar niet door te komen is omdat ze vrijwel onveranderlijk bitter slecht zijn geschreven, met de pik in plaats van met de pen. Dezelfde bagger die je leest in de langzamerhand zeldzaam wordende pornoboekjes. In die bladen lijken verhalen en foto's voortdurend te worden gerecycled. Op internet zal dat ook wel het geval zijn, maar daar is de massa 'vieze plaatjes' zo overweldigend dat het wellicht niet direct opvalt. Een van de beroemdste pornoboekjes uit vroeger tijden was de Chick van Joop Wilhelmus. In de beginperiode stonden nogal wat Dordtse meisjes model voor de Chick. Voor een paar tientjes gingen zij jarenlang de pornowereld door.

Hoewel we midden in de seksuele revolutie zaten en er sowieso niets mis is met model staan voor een seksblad, mits uit vrije wil, maar dat hoef ik niet uit te leggen, werd er toch een beetje met scheve ogen naar zo'n meisje gekeken. Zo hypocriet waren we wel in die tijd en ik vrees dat het in het moreel veel beneper tweede decennium van de 21e eeuw niet veel beter is, in tegendeel. Ik herinner mij dat wij een keer in de kroeg een Chick onder ogen kregen waarin een meisje stond dat we ook vaak in het café zagen. Ze was in allerlei standen gefotografeerd met een winterpeen in haar kutje, met druifjes aan haar aanminnelijke tepeltjes en uiteraard met een banaan tussen de lippen. De fotoserie heette 'De groentetuin.' Achter haar rug noemden we haar daarna 'de groentetuin.' Dat meisje is nu een vrouw van in de zestig. Haar naam ben ik vergeten, maar ik zie haar nog weleens lopen in de stad. 'Hé, de groentetuin,' denk ik dan. Het was zo'n meisje dat model voor Mieke Maaike had kunnen staan. Dan had ze geen bijnaam voor het leven gehad, maar wel het eeuwige leven in de letteren.

©Kees Klok