donderdag, februari 08, 2018

Docudrama


   Sportpark Reeweg, Dordrecht, 2 juni 1945. Geheel rechts mijn
    oom, Harold Lord, met links van hem Jeanne Bekker, zijn latere
    schoonzus. De andere personen zijn mij onbekend. De foto 
    vermeldt verder: 'C. Flight R.A.F.'

In 1949 trouwde een zus van mijn moeder met een Engelse militair, die aan het einde van de oorlog gelegerd was in Dordrecht. Tot aan haar overlijden, eind jaren negentig, onderhielden mijn moeder en haar zussen een wekelijkse briefwisseling met 'Engeland.' Van de ontelbare brieven die over en weer zijn gegaan, is voor zover ik weet geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Ik vind dat een ramp. Misschien komt er ooit nog eens een doos ergens van een zolder, maar bij de afwikkeling van de nalatenschap van mijn ouders en mijn moeders jongste zus, heb ik er geen enkele kunnen vinden. Ook in Engeland zijn ze niet meer, anders had ik het zeker vernomen van mijn oudste neef, evenals ik historicus en sterk gebrand op het bewaren van brieven en documenten. De eerste brief die hij mij schreef, ik was toen acht, hij tien, zit keurig in mijn archief, evenals mijn antwoord in het zijne.

Nu is niemand in onze familie zo prominent dat er ooit een biografie over zal worden geschreven, denk ik, behalve misschien het nichtje dat op het ogenblik promoveert in Cambridge, maar die biografie ga ik gezien mijn lichtgevorderde leeftijd niet meer meemaken. Als ik haar zeg dat ze ooit een wereldberoemd historica wordt, lacht ze mij uit en zegt dat ik als geschiedkundige beter moet weten om de toekomst te voorspellen. Geschiedenis is ons familievak, al zijn de twee hoogleraren in de familie beiden taalkundigen.

De liefde voor de geschiedenis is, net als de liefde voor (brieven)schrijven, voortgekomen uit de oudere generaties, die van onze ouders en grootouders. Mijn moeder en haar zussen hielden zich druk bezig met corresponderen. Sommigen van mijn neven en nichten en ikzelf doen dat nog steeds, vaak gewoon lekker met de vulpen. Mijn vader schreef cursieven, net als ik. Van mijn moeders oudste zus is bekend dat ze een dagboek bijhield en regelmatig reisverslagen maakte, als ze op vakantie was. Mijn grootvader, in zijn jonge jaren zeeman, schreef ooit een verslag van zijn wereldreis aan boord van het s.s. Sloterdijk. Dat is in mijn bezit. Ik koester het. Hij was geen hooggeletterd man, maar je merkt het plezier dat hij had in het schrijven. Niet verwonderlijk. Hij heette Bekker, de meisjesnaam van Betje Wolff.

Onlangs vroeg iemand zich op de radio af wat er gebeurt met de miljarden e-mails, die jaarlijks de wereld rondsuizen. Heel veel daarvan zullen de moeite van het bewaren niet waard zijn, maar heel veel andere wel. Hoeveel is met geen mogelijkheid te zeggen. Dat een overgroot deel daarvan vermoedelijk vervluchtigt, vind ik als historicus met een oog op de toekomst, bijzonder verontrustend. Ik sla de e-mails die ik van enig belang vind daarom voor de zekerheid maar ergens op.

   Eerste pagina van C. Bekker, 101e reis van het S.S. Sloterdijk H.A.L.,
   1921.

Foto's: archief auteur


Geen opmerkingen: